De Mannetjes van de Radio: Het verhaal
Iedere ochtend arriveren Zwezerik en Dijkstra per vouwfiets precies op tijd om het tijdsein te verzorgen. Als twee piloten maken beide heren zich op om de eerste uitzending de ether in te sturen. “Gisteren heette gisteren nog vandaag en morgen is vandaag weer gisteren. Zonet was eerst nog zo meteen en straks zijn we daar weer overheen.
Waar blijft de tijd”, zingen zij opgewekt als begintune. De mannetjes hebben een voorraadkast vol potjes met geluiden en ze bespelen alle instrumenten en spreken alle talen van de wereld. Terwijl ze bezig zijn ontstaan diverse radioprogramma’s, zoals van die ouderwetse quiz spelletjes, sportverslagen en tal van grappige geluidsnabootsingen. Soms gaat er iets mis en dan moeten ze hun uiterste best doen om de zaak weer onder controle te krijgen.
Credits
Spel: Loek Beumer, Peter Drost en
Regie: Ted Keijser
Assistent Regisseur: Géraldine Verhoeven
Muziek: Fay Lovski
Lichtontwerp/Techniek: Peter van der Hoek
Vormgeving: Laura de Josselin de Jong
Kostuums: Dorien de Jonge
Zakelijke leiding: Hans Klaasman
Foto: Marco Borggreve
Recensies
NRC Handelsblad: “Koeiengeloei uit de pot van een ander”.
Utrechts Nieuwsblad: “Radiomannetjes dragen zorg voor speels vertier”.
De Volkskrant: “Vanuit een andere invalshoek”.
Trouw: “Zelfs het applaus gaat in het archief”.
NRC Handelsblad
09.10.1995
Door Bregje Boonstra
‘Koeiengeloei uit de pot van een ander’
Voorstelling: De Mannetjes van de Radio door de PaardenKathedraal, vanaf 8 jaar. Regie: Ted Keijser. Spel: Loek Beumer en Peter Drost. Gezien: 8/10, Stadsschouwburg Utrecht.
In de nadagen van het radiotijdperk wordt eindelijk bevestigd wat iedereen diep in zijn hart al lang wist: binnenin de radio wonen mannetjes. Die regelen de muziek en het tijdsein, maken de hoorspelen en de quizzen. Ze verslaan de sport en de toestand in de wereld, ze vertellen wat voor weer het wordt en ze heten Dijkstra en Zwezerik, ‘s Ochtends komen ze aan op de fiets, stappen het toestel binnen, trekken hun laboratoriumjassen aan en beginnen de ether te beredderen, onvermoeibaar tot aan de zendersluiting. Dank zij een levensgroot Koeiengeloei uit de jampot van een ander en donkerbruin jaren vijftig-toestel kan het publiek nu eens zien wat daar allemaal gebeurt. Het ziet er huiselijk uit met twee rookstoelen, een Perzisch tapijtje en een overvloed aan niet direct te duiden apparaten.
Peter Drost en Loek Beumer storten zich met overgave op het vormgeven van een magisch idee uit hun kindertijd. Ze putten uit hun geluidenarchief dat staat opgeslagen in een verzameling lege jampotjes. Opent de een de deksel van het potje met de koe, dan loeit de ander, en er ontstaat gedoe wanneer verkeerde geluiden in verkeerde potjes zitten. We zien hoe een wedstrijd van niks de luisteraar toch aan zijn toestel kan kluisteren dank zij het spraakwater van de verslaggever. De heren spreken met klassiek dichtgeknepen neuzen en staan in draadloos contact met elkaar via een gootsteenontstopper, waarop een mega-oor uit de feestwinkel is gemonteerd. Er zijn vrolijke liederen en veel woordgrapjes. Soms is het hilarisch, soms is het flauw en te lang en soms is het iets te veel voortborduren op de succesformule van Brandweermannen een voorstelling waar zowel regisseur als acteurs vorig seizoen bij betrokken waren. Misschien het wel het allerleukste voor de generatie die nog is groot geworden met Mastklimmen en de Bonte Dinsdagavondtrein. Hoewel ik voor aanvang een hele rij kinderen het leidmotief hoorde scanderen: ‘Hallo, hallo wie stinkt hier zo? Het mannetje van de radio!’
Trouw
25.10.1995
Anita Twaalfhoven
‘Zelfs het applaus gaat in het archief’
AMSTERDAM – In de radio wonen mannetjes. Die mannetjes hebben een voorraadkast vol potjes met geluiden en ze spreken alle talen van de wereld. Theatergroep De Paardenkathedraal opent de aanval op de lachspieren met ‘De mannetjes van de radio’.
Acteur Peter Drost kwam met het idee van mannetjes die in een radio wonen en Ted Keijser was natuurlijk de aangewezen regisseur om rond dit gegeven een humoristische voorstelling te ensceneren. De regisseur heeft een voorliefde voor clowns, mime en slapstick en tekende vorig jaar voor het succes van ‘Brandweermannen’, waaraan zowel Peter Drost als zijn tegenspeler Loek Beumer meewerkten.
‘Hallo, hello, bonjour, gutentach’ zingen Zwezerik en Dijkstra elkaar toe als ze op hun vouwfietsjes aan komen rijden en zich aan het begin van een nieuwe werkdag in hun witte jassen wurmen. Het interieur van een reusachtige radio uit de jaren vijftig is kneuterig ingericht met een Perzisch kleedje en twee oude stoelen. Daar hebben de mannetjes een ingenieus laboratorium gebouwd, waarmee zij hun radio-uitzendingen de ether in sturen. Ze hebben een draaischijf met reusachtige plastic oren, een multifunctionele pedaalemmer om de geluidspotjes mee te steriliseren en ze communiceren draadloos met gootsteenontstoppers.
Piloten
Als twee piloten maken Zwezerik en Dijkstra zich op om de eerste uitzending de ether in te sturen. „Gisteren heette gisteren nog vandaag en morgen is vandaag weer gisteren. Zonet was eerst nog zometeen en straks zijn we daar weer overheen. Waar blijft de tijd”, zingen zij opgewekt als begintune. ‘Bassen. Het is stereo’, roepen ze elkaar onderhand gejaagd toe, draaiend aan onduidelijke knoppen.
Met een lied en een dansje melden ze de weersverwachting, spelen het radio-spelletje ‘Hoge Ogen’ – ‘Vrouw, kinderen, hobby’s? Mooi dan kunnen we beginnen’- en er is veel aandacht voor de sportjournalistiek. Met wisselende stemmen en komische accenten doen ze verslag van de meest onbenullige handelingen als ware het een sport-evenement van nationaal belang. Tussendoor hebben zij het razend druk met het rangschikken en conserveren van het geluidsarchief in oude keuken-potjes. Dat is geen geringe opgave, want de vogelgeluiden zijn verwisseld en de nummers van Zwezerik corresponderen niet meer met die op de lijst van Dijkstra. Tot overmaat van ramp valt het potje met jodel-geluiden om en onder luid gezang kruipt Dijkstra in paniek over de vloer:
‘Het hele kleed zit onder de jodel!’ Sommige scènes duren te lang en zo nu en dan is het wat teveel van hetzelfde, maar Peter Drost en Loek Beumer beheersen het komische register perfect. Ze spelen flitsend op elkaar in en zingen met diepe stemmen liederen vol woordgrapjes. Fay Lovski componeerde onder de scènes de vrolijke muziek, die een moderne variant lijkt van de stommefilm-muziek.
Voor extra applaus hebben de mannetjes nog een slimme toegift bedacht, en dan blijken ze ook het publiek goed te kunnen bespelen. Met een leeg jampotje komen ze terug, waarvan ze het deksel openhouden. De kinderen in de zaal begrijpen direct dat het applaus opgeslagen moet worden in het geluidsarchief en klappen er enthousiast op los. ‘Dit vond ik echt leuk!’, verzucht een meisje.
Utrechts Nieuwsblad
Max Smith
‘Radiomannetjes dragen zorg voor speels vertier’
Nee, geen ingewikkelde techniek; het zijn simpelweg twee mannetjes in de radio die de uitzendingen mogelijk maken. Dit idee dat op zich al de fantasie prikkelt, is verder uitgewerkt in een leuke productie van De PaardenKathedraal voor jongeren vanaf acht jaar. Volwassenen met gevoel voor ongecompliceerde humor zullen er eveneens een plezierig uurtje aan beleven.
Peter Drost en Loek Beumer spelen de twee mannetjes. Hun werkplek is de binnenkast van een radio, model jaren zestig/zeventig, ‘s Morgens tegen zes uur komen ze aangefietst. Nadat ze hun witte laboratorium-jassen hebben aangetrokken gaan ze aan de slag. Al ontstaan er wel eens kleine ruzietjes en competentiegeschillen, ze blijven elkaar correct met u en meneer aanspreken. Wanneer het laatste programma is uitgezonden, fietsen ze weer huiswaarts.
Het decor toont een van achter opengewerkte klankkast, compleet met zenderschaal, zoeknaald en luidspreker. De ruimte is tevens als huiskamer ingericht met twee fauteuils en een tafel. In de bergruimte staan tal van jampotjes, waarin diverse geluiden worden bewaard.
Vlak voordat de eerste uitzending de lucht in gaat, gedragen ze zich als twee piloten die voorbereidingen treffen voor de start. Sommige van hun bezigheden maken deel uit van een uitzending. Zo wordt een schoonmaakbeurt verslagen, alsof het een sportwedstrijd is. Een scheerbehandeling en een kwisprogramma worden komisch gecom-bineerd.
De mannetjes van de radio is een aaneenrijging van slapstick-achtige voorvalletjes gedurende de bedrijvigheid van beide heren. Er is blijkbaar met graagte gekeken naar films van The Marx Brothers. Soortgelijke geestigheden, alsmede de absurde taalspelletjes zijn in de voorstelling terug te vinden.
Loek Beumer heeft in De mannetjes van de radio iets weg van de tragische clown. Peter Drost is meer een droogkomiek en hij is losser in zijn spel. Bovendien is hij een begenadigd imitator. Luister maar tijdens de inspectie van de geluidenvoorraad. Aan die verbeeldingsrijke vrolijkheid zijn nog enkele prettig in het gehoor liggende liedjes van Fay Lovsky gekoppeld. Met als resultaat: speels vertier voor jong en oud.
De Volkskrant
11.10.1995
Ronald Ockhuysen
De Mannetjes van de radio van Loek Beumer, Peter Drost en Ted Keijser door De Paardenkathedraal. Regie: Ted Keijser
…’Vanuit een andere invalshoek is De mannetjes van de radio gemaakt. Met deze familievoorstelling wordt niet een poging onder-nomen om het onuitspreekbare te verbeelden; hier wordt de aanval geopend op de lachspieren. Geïnspireerd door de fantasie dat in een radio mannetjes wonen wier werk bestaat uit het fabriceren van geluid, schreven spelers Peter Drost en Loek Beumer met regisseur Ted Keijser een scenario. Daarin is de deur naar het absurdisme wijd opgezet.
Op de fiets arriveren twee mannen bij hun werkruimte: een op grote schaal nagebouwde radio, zo één uit de jaren vijftig, die pas gaat spelen als hij warm is. Vanuit het interieur van die radio verzorgt het duo de uitzendingen.
In de korte scènes ontpoppen Drost en Beumer zich als variété-artiesten; voor hen zijn de handelingen en de droogkomische vondsten belangrijker dan het verhaal. Het resultaat daarvan is theater dat wemelt van de geestige momenten. Communiceren doen de mannen door in ontstoppers te praten, de radiogeluiden halen ze uit potjes, en alleen al als zij schudden met zo’n leeg potje, dient de lach zich aan. Bij zoveel gein is geen plaats voor diepere gedachten. De composities van Fay Lovsky zorgen overigens voor voldoende afwisseling.’